Je leert en onthoudt de betekenis van de belangrijkste woorden over de tijd van de monniken en de ridders (500 - 1000 na Chr.). De woorden kunnen samen of alleen geoefend worden, in de school en / of thuis.
de middeleeuwen
Periode tussen de romeinen en nu; voor monniken en ridders ongeveer van 500 tot 1000 na christus.
het Frankische rijk
Groot rijk in West-Europa na de romeinen, bestuurd door Frankische koningen zoals Karel de Grote.
de koning
Heer over een land; de hoogste baas van een koninkrijk.
de keizer
Heerser over een nog groter rijk dan een koninkrijk, met meerdere volken.
de adel
Rijke en machtige families die veel land bezitten en vaak ridders leveren.
de ridder
Zwaar bewapende krijger te paard die zijn heer dient en mensen beschermt.
de leenheer
Machtige koning of edelman die stuk land uitleent aan een leenman.
de leenman
Edelman die land van een leenheer krijgt en daarvoor trouw, belasting en soldaten geeft.
het leenstelsel
Manier van bestuur waarbij een koning land uitdeelt aan edelen in ruil voor hulp en trouw.
het hofstelsel
Manier waarop een domein wordt georganiseerd: boeren werken voor de heer en krijgen bescherming.
het domein
Gebied van een heer met zijn kasteel of hof en de dorpen en boerderijen eromheen.
de heer
Grondbezitter en baas van een domein, voor wie de boeren moeten werken.
de horige
Boer die vastzit aan het land van de heer en niet zomaar mag verhuizen.
de monnik
Man die in een klooster woont, bidt, studeert en werkt voor god.
de non
Vrouw die in een klooster woont, bidt, helpt armen en zieken en voor god leeft.
het klooster
Gebouw waar monniken of nonnen wonen, bidden, werken en boeken overschrijven.
de kerk
Gebouw waar christenen samenkomen om te bidden en naar de mis te gaan.
het Christendom
Geloof in de ene god en in Jezus Christus, de belangrijkste godsdienst in deze tijd in Europa.
de paus
Leider van de katholieke kerk, woont in Rome en heeft veel invloed.
de missionaris
Priester of monnik die rondreist om mensen tot het Christendom te bekeren.