Je leert en onthoudt de belangrijkste stijlfiguren die je kunt gebruiken bij het schrijven van teksten.
de vergelijking
Je vergelijkt twee dingen met woorden als als of zoals om iets extra duidelijk of beeldend te maken.
de metafoor
Je zegt dat iets Ãs als iets anders zonder het woord als te gebruiken, zodat je een sterk beeld oproept.
de personificatie
Je geeft dingen of dieren menselijke eigenschappen, zodat de tekst levendiger wordt.
de herhaling
Je herhaalt een belangrijk woord of zinsdeel om extra nadruk te leggen.
de opsomming
Je zet meerdere dingen achter elkaar in een rijtje om iets sterker of uitgebreider te laten klinken.
de climax
Een opsomming die steeds sterker wordt, zodat de spanning of emotie oploopt.
de anticlimax
Een opsomming die juist eindigt met iets minder groots, vaak met een komisch of verrassend effect.
de tegenstelling
Je zet twee dingen met tegenovergestelde betekenis naast elkaar om het verschil extra duidelijk te maken.
de paradox
Een uitspraak die eerst vreemd of tegenstrijdig lijkt, maar bij nadenken toch een kern van waarheid heeft.
het eufemisme
Je zegt iets moeilijks of negatiefs op een zachtere, vriendelijkere manier om het minder hard te laten klinken.
de hyperbool
Een overdreven uitspraak om iets extra sterk te benadrukken.
het pleonasme
Je zegt een eigenschap dubbel, met een bijvoeglijk naamwoord dat al in het zelfstandig naamwoord zit.
de tautologie
Je gebruikt twee woorden met bijna dezelfde betekenis om iets te versterken.
de retorische vraag
Je stelt een vraag waar je eigenlijk geen antwoord op verwacht, om de lezer aan het denken te zetten.
de ironie
Je zegt het tegenovergestelde van wat je bedoelt op een milde, vaak grappige manier.
het sarcasme
Een scherpe, bijtende vorm van spot waarbij je iemand of iets duidelijk belachelijk maakt.
het understatement
Je doet alsof iets minder erg, groot of belangrijk is dan het eigenlijk is.
de woordspeling
Je maakt een grap met woorden die meerdere betekenissen hebben of bijna hetzelfde klinken.
de alliteratie
Twee of meer woorden vlak achter elkaar beginnen met dezelfde klank, waardoor de zin lekkerder loopt.
de assonantie
Klinkerrijm: de klinkers in woorden lijken op elkaar, waardoor de zin een bepaald ritme of klank krijgt.