Decklio met belangrijke woorden om een debat te kunnen voeren. Op de voorkant staat het woord. Op de achterkant een eenvoudige kindvriendelijke omschrijving en een korte voorbeeldzin.
de stelling
Een uitspraak waarover je het eens of oneens kunt zijn.
Ik ben het niet eens met de stelling.
de mening
Wat je ergens van vindt. Jouw gedachten over een onderwerp.
Ik geef mijn mening over het nieuwe speelplein.
het standpunt
Jouw mening of positie over een onderwerp.
Ik leg mijn standpunt duidelijk uit.
het argument
Een reden die je geeft om jouw mening te onderbouwen.
Ik heb een goed argument om te laten zien dat ik gelijk heb.
de discussie
Een gesprek waarin je met elkaar praat over een onderwerp en meningen uitwisselt.
We hadden een goede discussie over het schoolreisje.
het debat
Een georganiseerd gesprek waarin mensen hun meningen en argumenten over een stelling uitwisselen.
Het debat over de schooltijden was erg levendig.
de tegenstander
Iemand die een andere mening heeft dan jij in een debat of discussie.
Mijn tegenstander had sterke argumenten.
de conclusie
De uiteindelijke beslissing of het eindoordeel na een discussie of debat.
De conclusie van het debat was dat we meer speeltijd krijgen.
de bron
Waar informatie vandaan komt, bijvoorbeeld een boek, een website of een persoon.
Ik checkte de bron van de informatie.
het bewijs
Feiten of informatie die laten zien dat iets waar is.
Hij gaf geen bewijs voor zijn uitspraak.
de voorzitter
De persoon die de discussie of het debat leidt en ervoor zorgt dat iedereen aan de regels houdt.
De voorzitter gaf aan wie er mocht spreken.
de regel
Een afspraak over hoe iets moet gebeuren of hoe je je moet gedragen.
Een belangrijke regel in een debat is dat je elkaar uit laat praten.