Decklio met alle grammaticale kennis die je moet kennen op referentieniveau 1F: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm.
Wat gaan we leren?
Wat een onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde,
persoonsvorm is.
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp en de tijd van de zin. Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken of door de tijd te veranderen.
De jongen leest een boek.
Wat is het onderwerp?
Het onderwerp van een zin is wie of wat iets doet, is of ondergaat. Het vormt de basis van de zin samen met de persoonsvorm. Om het onderwerp te vinden, zoek je eerst de persoonsvorm en vraag je vervolgens: "Wie of wat + persoonsvorm?
De jongen leest een boek.
Wat is het gezegde?
Het gezegde is het deel van de zin dat aangeeft wat er gebeurt, wat iemand doet of hoe iemand is. Het gezegde bestaat uit de persoonsvorm en eventueel andere werkwoordsvormen.
De jongen heeft een boek gelezen een boek.
Wat is het lijdend voorwerp?
Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat de actie van het werkwoord ondergaat. Je kunt het vinden door te vragen: 'Wie of wat + gezegde + onderwerp?'
De jongen leest een boek.
Wat is een hoofdzin?
Een hoofdzin is een zin die op zichzelf kan staan en een complete gedachte uitdrukt. De persoonsvorm staat meestal op de tweede plaats in de zin.
De jongen leest een boek, terwijl hij stond te wachten.
Wat is een bijzin?
Een bijzin is een deel van een zin dat niet op zichzelf kan staan en afhankelijk is van een hoofdzin. De persoonsvorm staat vaak achteraan in de bijzin.
De jongen leest een boek, omdat hij graag leest.
Slotopdracht: Schrijf een korte tekst en zorg dat alle geleerde zinsdelen (onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm) erin staan. Markeer ze en zet de naam erbij.
Beoordelingscriteria:
Staan alle zinsdelen er?
Zijn ze correct benoemd?