Socrates (470-399 v.Chr.)
Socrates was een Oud-Griekse filosoof (470-399 v.Chr.) die wordt beschouwd als een van de grondleggers van de westerse filosofie. Hij is vooral bekend om zijn socratische methode, een vorm van dialectiek waarbij hij door middel van vragen de waarheid probeerde te achterhalen.
Plato (427-347 v.Chr.)
Leerling van Socrates, grondlegger van de idealistische filosofie. Bekend om de ideeënleer: de zichtbare wereld is een afspiegeling van een hogere, onveranderlijke ideeënwereld.
Aristoteles (384-322 v.Chr.)
Leerling van Plato, grondlegger van de logica en de empirische wetenschap. Benadrukte observatie en ervaring als bron van kennis.
Immanuel Kant (1724-1804)
Duitse filosoof, bekend om de Kritiek van de zuivere rede. Stelde dat kennis ontstaat uit een wisselwerking tussen zintuiglijke ervaring en verstand.
Friedrich Nietzsche (1844-1900)
Duitse filosoof, bekend om het concept van de Übermensch en de uitspraak 'God is dood'. Bekritiseerde traditionele moraal en religie.
Simone de Beauvoir (1908-1986)
Franse existentialistische filosoof en feministe. Bekend van 'De tweede sekse', waarin ze stelt: 'Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.'
René Descartes (1596-1650)
Franse filosoof, grondlegger van het rationalisme. Beroemd om 'Cogito, ergo sum' (Ik denk, dus ik ben). Zocht naar zekere kennis door twijfel.
John Locke (1632-1704)
Engelse filosoof, vader van het empirisme. Stelde dat kennis voortkomt uit ervaring ('tabula rasa'). Grondlegger van het liberalisme.
David Hume (1711-1776)
Schotse filosoof, radicale empirist en scepticus. Twijfelde aan oorzakelijkheid en stelde dat kennis gebaseerd is op gewoonte en ervaring.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Franse filosoof, invloedrijk in de Verlichting. Bekend om het idee van de 'natuurlijke mens' en het sociaal contract: samenleving gebaseerd op algemene wil.
Karl Marx (1818-1883)
Duitse filosoof en econoom. Grondlegger van het marxisme. Analyseerde klassenstrijd en stelde dat economische verhoudingen de geschiedenis bepalen.
Ludwig Wittgenstein (1889-1951)
Oostenrijks-Britse filosoof. Legde de basis voor de analytische filosofie. Onderzocht de grenzen van taal en betekenis ('Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen').
Hannah Arendt (1906-1975)
Duitse-Amerikaanse filosofe. Analyseerde totalitarisme en de banaliteit van het kwaad. Bekend van 'De menselijke conditie'.
Michel Foucault (1926-1984)
Franse filosoof. Onderzocht de relatie tussen macht, kennis en discours. Bekend van analyses over discipline, toezicht en normalisering.
Martha Nussbaum (1947-)
Amerikaanse filosofe. Bekend om haar werk over ethiek, emoties en rechtvaardigheid. Ontwikkelde de capabilities approach voor menselijke ontwikkeling.
Augustinus (354-430)
Christelijk filosoof en kerkvader. Legde de basis voor middeleeuwse theologie. Bekend om het idee van de erfzonde en de relatie tussen geloof en rede.
Thomas van Aquino (1225-1274)
Middeleeuws filosoof en theoloog. Combineerde christendom met het denken van Aristoteles. Grondlegger van de scholastiek.
Baruch Spinoza (1632-1677)
Nederlands filosoof. Ontwikkelde een pantheïstisch wereldbeeld: God en natuur zijn één. Legde nadruk op rede en vrijheid.
John Stuart Mill (1806-1873)
Engelse filosoof en econoom. Belangrijk voor het utilitarisme: het grootste geluk voor het grootste aantal. Voorvechter van vrijheid en vrouwenrechten.
Albert Camus (1913-1960)
Frans filosoof en schrijver. Vertegenwoordiger van het existentialisme en het absurdisme. Bekend van 'De mythe van Sisyphus'.
Judith Butler (1956-)
Amerikaanse filosoof. Grondlegger van de gendertheorie. Bekend om het idee dat gender een performatieve constructie is.